Historie kerkgebouwen
Historie kerkgebouwen
In augustus 2019 maakte Machiel Lock foto's van de kerkgebouwen. Om deze foto's te bekijken klik hier
kerk Hollum
De grondslagen van de huidige kerk gaan terug tot de 14e eeuw en was gewijd aan de Heilige Magnus, en niet zoals lang gedacht aan Onze Lieve Vrouwe. Deze kerk werd in 1569 echter door de Watergeuzen verwoest.
Het opgaande muurwerk stamt dan ook voor het grootste deel uit de 17e eeuw. Tijdens het predikantschap van dominee C. Schellinger werd de kerk in 1678 weer herbouwd. Waar de gemeente vóór die tijd samen kwam is tot nu toe niet bekend.
Drie kerkjes
Uit opgravingen tijdens de voorlaatste restauratie (1970-1977) is gebleken dat er aan de huidige kerk nog drie kerkjes vooraf gegaan zijn, waarvan de bouwsporen terug gingen tot in de 11e eeuw. Het gebouw zoals het er nu staat, is een forse dorpskerk met een totale lengte van ruim 45 meter en ruim 11 meter in de breedte.
Steensoorten
Wanneer we rond het gebouw lopen dan vallen een paar dingen op. Het eerste dat in het oog springt is dat het gebouw uit verschillende steensoorten is opgetrokken. De noordzijde en het grootste gedeelte van het koor zijn gemetseld met zgn. kloostermoppen. Waarschijnlijk was de 14e-eeuwse kerk hieruit opgetrokken. De zuidmuur is geheel van Friese gele stenen gebouwd. De zware steunberen wijzen er verder op dat de kerk oorspronkelijk een stenen gewelf heeft gehad (ook binnen zijn er nog sporen van te vinden) Bij de herbouw van 1678 is er echter een houten gewelf met trekbalken aangebracht.
Noormannenpoortje
De noordingang is nog 14e-eeuws en bestaat uit een korfboog, omlijst door geprofileerde bakstenen. Links van deze ingang is nog een dichtgemetselde, voormalige, niet oorspronkelijke ingang te zien. Aan dezelfde noordzijde bij het koor zien we in de buitenmuur nog een nis. Hier was vroeger het zgn. Noormannenpoortje. Volgens een oude sage zouden de Noormannen de bevolking in het noorden hebben gedwongen deze lage poortjes te bouwen opdat zij bij het binnengaan zouden bukken voor de Noorman.
Nooddeur
Inmiddels weten we wel beter. De reden dat deze poortjes zo laag lijken ligt in het feit dat het kerkhof in de loop der jaren een stuk is opgehoogd. Bij de laatste restauratie is duidelijk gebleken dat dit poortje een ‘normale’ hoogte had. Het is mogelijk dat deze noorddeur een rol heeft gespeeld bij het uitgaan van processies.
Houten schild
De zuid-entree bestaat uit een rijkprofileerde spitsboognis met daarin een korfboognis. In de nis boven de deur hangt een rond houten schild dat werd opgehangen ter herinnering aan de verbouwing van 1879. De huidige spitsboogramen met opstaande vork werden in 1970-1973 geplaatst.
Het interieur
Bij de hiervoor reeds genoemde restauratie uit de jaren 1970-1977 heeft men zich niet alleen tot het gebouw beperkt. Ook in de inrichting hebben aanzienlijke wijzigingen plaatsgevonden. Tot de laatste restauratie had de kerk, net als alle Friese dorpskerken, een dwarsinrichting. Midden op de zuidmuur was de preekstoel geplaatst met daaromheen het doophek.
Kerkenraad
Binnen dit ‘hekje’ waren de zitplaatsen van de kerkenraad en werd ook de doop bediend. Dwars op de zuidmuur waren de zgn. vrouwenbanken geplaatst en tegenover de kansel langs de noordmuur de lichtoplopende mannenbanken. Het koor was afgesloten met een eenvoudig houten schot en diende als vaste Avondmaalsruimte.
'Rond' het woord
De gemeente kwam hier dus echt ‘rond’ het Woord bij elkaar. Het een en ander resulteerde in elk geval in een gezellige, maar door oliekachels en losse stoelen ook wat rommelige, ruimte. Wie nu de kerkruimte binnen komt kan direct constateren dat de hierboven beschreven situatie ingrijpend gewijzigd is. Het gebouw heeft nu een lengte-inrichting.
Kansel en hekwerk
Via een breed middenpad kan men tot het verhoogde koor lopen. Van het oude meubilair resteren eigenlijk nog de laat 17e-eeuwse kansel en het bijbehorende hekwerk. De rest van het merendeels 19e-eeuwse meubilair is evenals de lambrisering verdwenen of vervangen. De kansel bevindt zich nu in het noordoosten van de kerk op de koorgrens terwijl het doophek in het westen het bankenblok afsluit. Het verplaatsen van de kansel maakte het helaas noodzakelijk dat de combinatie van kansel en doophek niet gehandhaafd kon worden.
Statige indruk
Het geheel maakt zeker op het eerste gezicht een statige indruk. Toch zijn er bij deze inrichting wel een paar kanttekeningen te plaatsen. We spraken reeds over het uit elkaar halen van kansel en doophek, wat uit monumentaal oogpunt gezien niet zo gelukkig is. Verder zijn er aantal meer praktische overwegingen te noemen. In de eerste plaats is door de lengte-inrichting de afstand tussen gemeente en voorganger veel groter geworden. De gemeente komt niet meer rondom de kansel en doopvont, maar daar tegenover bij elkaar. De ruimte heeft zo meer het karakter van een gehoor- en kijkzaal gekregen.
Liturgisch centrum
Verder blijkt dat het liturgisch centrum, de koorruimte dus, in liturgisch opzicht minder goed bruikbaar is voor de viering van het Avondmaal dan de oude ruimte. De viering, zittend rond de tafel, vindt nu niet meer plaats in het koor maar ervoor waarbij een aantal banken wordt omgezet. Tot voor kort keek de gemeente daarbij tegen een leeg koor aan, aangezien de tafel beneden, voor de koortreden geplaatst werd. Hoewel deze overwegingen wel een rol gespeeld zullen hebben bij het besluit tot herinrichting heeft men toen toch gekozen voor de huidige vorm. De invloed van de liturgische beweging zal daar een rol bij hebben gespeeld. Nu zouden deze wijzigingen waarschijnlijk niet meer plaatsvinden.
Houten torengewelf
Wanneer we de kerkruimte verder bekijken dan zien we dat het muurwerk nog duidelijk sporen vertoont die wijzen op en vroeger stenen gewelf, met name de pijlers tussen de ramen wijzen hierop. Na de wederopbouw heeft de kerk een houten tongewelf gekregen dat rust op een rondgaande alkooflijst, ondersteund door vijf zware trekbalken en drie consoles per travee. Het blauw van dit gewelf symboliseert de hemel terwijl d
e gouden ster in de koorsluiting een symbool is voor Christus, de Morgenster, de Zon der gerechtigheid. In de muren vallen nog een aantal korfboognissen op. We zullen ons nu verder bepalen tot enkele onderdelen van het interieur.
Doophek
Wanneer men uit het westen de kerk binnenkomt is het eerste dat men ziet het oude doophek. Dit dateert vermoedelijk nog uit de 17e eeuw, misschien zelfs uit de jaren van de wederopbouw. Het onderstel van het eikenhouten hek bestaat uit dichte onbewerkte panelen. De bovenhelft bestaat uit gewrongen kolommen die een ‘arcade’ dragen waarop decoratief snijwerk is aangebracht in de vorm van bladwerk. Daarboven een platte bovenlijst met zwarte bolknoppen. Zoals reeds gezegd vormt dit hek eigenlijk een eenheid met de kansel. We mogen in elk geval van geluk spreken dat het nog aanwezig is (menig doophek is verdwenen).
Het oude avondmaalsmeubilair
Helemaal achter in het schip, tegen de westmuur, staan twee oude banken met rugleuningen. Samen met de balpoottafel waarop de gebedenschaal staat behoorden deze banken tot het oude koormeubilair en stammen vermoedelijk nog uit de 17e eeuw. De cyclaamrode kleur dateert van de restauratie 1970-1977. Voor die tijd was dit meubilair boers, lichtblauw, geverfd.
Ook achter in het schip staat een nieuw scheepsmodel gemaakt naar het voorbeeld van een driemaster uit Canada. Hoewel dus niet echt een votief schip wordt zo de Amelander zeevaart van het verleden toch in herinnering levend gehouden.
Kroonluchters
In het schip boven het middenpad hangen drie forse geelkoperen 16-armige kroonluchters. Deze werden in 1775 door de kerkvoogdij aangekocht bij Jan Antoni Harmsen, koperslager te Amsterdam. Deze kaarsenkronen waren nodig geworden vanwege de catechisaties die de toenmalige predikant in de avonduren gaf. Het aantal mensen dat deze bijeenkomsten bezocht was zo groot dat men zich met de enkele kaarsen op de banken niet meer kon behelpen. Velen moesten blijven staan en namen het licht van de stekers op de banken weg. De kroonluchters boden toen de oplossing.
Houtsnijwerk
Op de noordmuur, onder het eenvoudige kruis, hangt één van de merkwaardigste voorwerpen van deze kerk. Het hangt er sinds de restauratie van 1879-1880 toen het werd gevonden onder de vloer. Hoe het daar terecht was gekomen is nog steeds een raadsel en dat geldt ook voor het voorwerp zelf. Nu gebeurt het bij restauraties wel eens vaker dat er voorwerpen uit de grond vandaan komen; meestal betreft het dan zaken uit de tijd van voor de Reformatie, in de grond verborgen om zo beschermd te worden tegen de calvinistische beeldenstormers. Toch is er hier duidelijk iets anders aan de hand. In de eerste plaats gaat het hier duidelijk niet om een cultisch voorwerp. In de tweede plaats, en dat is nog veel belangrijker, doen de voorstelling en de vormgeving vermoeden dat het stuk uit later tijd stamt.
Koorhekkuif
We hebben hier naar alle waarschijnlijkheid niet te maken met een voor-reformatorische koorhekkuif maar met het opzetstuk van een herenbank. De mythologisch aandoende voorstelling, een man in een door vogels getrokken wagen, is bekend vanuit de oudheid en was met name in de Barok populair. Het gaat om Hermes, de godenbode, met een gevleugelde hoed op het hoofd en de caduceus, een met slangen omkringelde staf, in de hand. Aan het been is iets van een vleugel te zien. De rest van de voorstelling laat zich minder makkelijk duiden. Het bolbuikige, nagenoeg naakte jongensfiguurtje voorop de wagen doet sterk denken aan Eros. Wanneer dat inderdaad zo is, dan zou het hier mogelijk gaan om Hermes die de wagen van Aphrodite berijdt.
Substituut baljuw
Voor de datering moeten we waarschijnlijk denken aan eind 17e, begin 18e eeuw. Het voorwerp als zodanig is dan vermoedelijk de kuif van een kast geweest of van een herenbank. Om wiens bank het dan gaat is niet duidelijk. De Cammingha’s lijken uitgesloten aangezien zij een eigen slotkapel in Ballum hadden. De mogelijkheid rest nog van de substituut baljuw, die naar blijkt uit de grafzerken in het koor, in Hollum woonachtig was.
Liturgisch centrum
In het koor zien we aan de voorzijde de laat-17e-eeuwse eiken kansel, in het midden de moderne Avondmaalstafel en lessenaar en aan de zuidzijde het moderne betonnen doopvont. Deze nieuwe stukken kregen een plaats na de restauratie van 1970-1977. Vooral het forse doopvont, ontworpen door Jaap van der Mey, valt op. Dit doet toch meer denken aan dopen dan het vroegere koperen doopbekken dat aan de kansel is bevestigd.
Eiken kansel
De zeshoekige eiken kansel is aan vijf zijden versierd met decoratief snijwerk. We zien bloemboeketten die d.m.v. een lus aan een ring bevestigd zijn. De hoekversiering wordt gevormd door vrijstaande verwrongen kolommen met zgn. ionische kapitelen. Onder de consoles zien we gedraaide bollen, evenals onder de kuip. Op de kanselrand, naast de lessenaar, is een sierlijke geelkoperen kandelaar bevestigd waarvan de gedraaide boog uitloopt op een slangenbekje. Deze kandelaar was vroeger op het doophek bevestigd.
Grafzerken
Dat er in de voorgaande eeuwen ook regelmatig in de kerk begraven werd blijkt uit twee forse hardstenen grafzerken van de familie Neuhusius-van Iensma. De zerken liggen nu onder de Avondmaalstafel. De tekst spreekt voor zichzelf. Het betreft hier een 17e-eeuwse gemeentesecretaris met zijn gezin.
Het orgel
Wanneer we ons nu vanuit het koor naar het westen begeven dan zien we het orgel in volle glorie. Een fors instrument, in 1894 door Bakker en Timmenga uit Leeuwarden gebouwd. Oorspronkelijk als éénklaviersorgel met pedaal gebouwd werd het instrument in de jaren zeventig van de vorige eeuw uitgebreid met een tweede handklavier.
Wapen van Ameland
De kast is, evenals de balustrade mat zwart geverfd met gouden biezen. De rijkgesneden voluten en de bekroningen van de pedaaltorens zijn in het wit uitgevoerd, terwijl het front nog weer met bladgoud werd versierd. De orgelkast draagt bovenop het middengedeelte een schild met een wapen van Ameland terwijl het geheel met een harp (lier) wordt bekroond.
Renovatie 2009
In 2009 is de kerk opnieuw gerenoveerd. Onder de dakpannen is folie aangebracht en de dakpannen zijn dichter naar elkaar toe gelegd en uiteindelijk vastgemaakt tegen het afwaaien. Op de steunberen is lood aangebracht om het vocht in de kerk tegen te houden. Grotendeels is de kerk buitenom opnieuw gevoegd. Wat verder opvalt is dat er nieuwe koperen regenpijpen zijn aangebracht. Aan de binnenkant is het stucwerk volledig vervangen. De kerkzaal is opnieuw geschilderd en er is nieuwe verlichting aangebracht.
Oude zerken op het kerkhof
Op de begraafplaats rond de Nederlands Hervormde Kerk vindt u vele oude grafstenen uit de tijd van de walvisvaart welke bijzonder belangrijk voor Ameland is geweest. Als we het kerkhof betreden aan de torenzijde gaan we rechtsom.
Hidde Dirks Kat
Direct al vinden we in het eerste perk (de perken zijn grotendeels aangegeven op de kerk) een steentje met het opschrift: H.D. Kat. Dit was één van de Amelander commandeurs die de ramp overleefde in 1777-1778. Daarover schreef hij een dagboek (verkrijgbaar in het Sorgdragersmuseum). Hij wilde echter niet terug naar Ameland en werd koopman in Hamburg. Nadat zijn vrouw gestorven was keerde hij terug naar zijn geboortegrond. Kat was toen geen commandeur meer en toen hij stierf kreeg hij zodoende een eenvoudig paaltje met het bovengenoemde opschrift.
Cornelis Barend Hanz
Dicht onder de kerk: Den Eersamen Commandeur Cornelis Barend Hanz 1752. Daarnaast zijn vrouw: Den Eer Baren Huisvrouw Anties Lyties enz. Let op de uitdrukking bij de man ‘ Eersamen’ en bij de vrouw ‘Eer Baren’. Tevens bij de man een afbeelding van een schip en bij de vrouw dat van een huis, ieder had dus zijn/ haar eigen domein.
Hans Barendsz
Tegen het buitenpad. 1790 Hans Barendsz oud 68 jaar en 9 maanden. Boven in de steen het schip ‘De jonge Jan’ waar hij commandeur op was. Verder staat op de steen dat hij vele jaren naar een koud gewest voer. Onderaan de steen: Hij heeft ook 38 jaar zeer sterk Diaken geweest in de ministen kerk (de Doopsgezinde kerk dus).
Olvert Pieter Lap
Ook aan de buitenkant, koopvaardijkapitein Olvert Pieter Lap. Deze man heeft veel gedaan voor de gemeenschap, heeft weduwen en wezen financieel bijgestaan. Vandaar dat er een straat naar hem genoemd is.
Pieter Cornelis Sorgdrager
Onder de kerk de familie Sorgdrager. Pieter Cornelis Sorgdrager, dat was de man die het huidige Sorgdragersmuseum heeft laten bouwen. Ook zijn zoon Cornelis Pieter Sorgdrager, die vele jaren leraar was in de Doopsgezinde kerk, ligt daarnaast begraven evenals zijn vrouw.
Uit: Rij d’r eens langs! Reisgids langs Amelander Kerken en Zerken door ds. J.H. Strubbe
kerk Ballum
De huidige Hervormde Kerk aan de Van Camminghastraat is niet het eerste kerkgebouw van het dorp. Eerder stond er aan de zuidkant, midden op de huidige begraafplaats een kapel. De kapel was toegewijd aan St. Barbara en hoorde bij de nabijgelegen Jelmerastate (op de plek van het huidige gemeentehuis) van de Heren van Cammingha.
De Heren van Cammingha
Het slot werd vermoedelijk aan het begin van de vijftiende eeuw gebouwd. De kapel, die tevens dienst deed als dorpskerk, zal waarschijnlijk uit dezelfde tijd gedateerd hebben. Toen Wijtse van Cammingha in zijn testament verantwoording gaf van zijn beheer over het familievermogen, verklaarde hij ook grote sommen geld besteed te hebben ‘aan de opbouw van de kerk’. Waarschijnlijk doelde hij daarmee op een restauratie van de kapel. Na zijn dood in 1641 werd hij bijgezet in de grafkelder van de familie voor het altaar van de slotkapel. Deze grafkelder met zeer fraai bewerkte afdeksteen bevindt zich nog steeds, onder het baarhuisje, op de begraafplaats (sleutel op verzoek verkrijgbaar op het gemeentehuis).
Kloostermoppen
In 1829 werd het slot met de grond gelijk gemaakt en in 1832 werd de kapel afgebroken. In datzelfde jaar 1832 werd, getuige de gedenksteen boven de ingang, de huidige kerk in gebruik genomen. Kloostermoppen afkomstig uit de afbraak van het slot deden dienst als fundering. Verder werden kansel, lambrisering, doophek en banken uit de oude kapel naar de nieuwe kerk overgebracht. Van dit alles rest ons na een rigoureuze restauratie in de jaren zestig van de twintigste eeuw alleen nog de kansel.
Geschiedenis van de kansel
Pronkstuk van de kerk is de prachtig gebeeldhouwde kansel. En zoals dat vaker gebeurd is, zijn er legendarische verhalen verteld over deze kansel. Zo heeft men lang willen beweren dat de kansel gemaakt was door Amelander walvisvaarders, die door het snijwerk hun eindeloos durende reizen wat gekort zouden hebben. Inmiddels weten wij beter en is het eigenlijk een raadsel waar zo’n verhaal vandaan gekomen is.
Claes Jelles
De preekstoel werd in 1604 vervaardigd voor de Grote Kerk van Harlingen door Claes Jelles. Onderaan op het deurpaneel kunt u het bewuste jaartal vinden met aan weerszijden de initialen C en J. Hiermee is de kansel van Ballum één van de oudste in ons land waar maker en jaartal van bekend zijn.
Deurproblemen
In 1771, toen de Grote Kerk van Harlingen werd afgebroken, kocht substituut-baljuw Wetsens de kansel voor het bedrag van ƒ 33. Waarschijnlijk is hij in de oude kapel niet gebruikt en werd hij zolang in het koor neergezet. De deuren van de kapel waren veel te smal voor deze grote kansel. Daarom had men naast de deur een groot gat moeten maken. Boze tongen beweren dat het jaren heeft geduurd voor men er toe kwam om het gat weer te dichten. Er bestaat overigens nog een andere versie van dit verhaal en wel deze, dat het deurprobleem zich niet bij de oude maar bij de nieuwe kerk voordeed. De architect zou geen rekening hebben gehouden met de afmetingen van de kansel. Aangezien de eerste versie toch wel waarschijnlijker lijkt, zullen we dat verhaal maar voor waar aannemen.
Beeldhouwwerk aan de kansel
De kansel is een echt Renaissancestuk. Dat blijkt onder meer uit het schelpmotief dat op alle panelen voorkomt. Dit motief, dat uit de klassieke oudheid overgenomen is, was zeer geliefd bij Renaissancebeeldhouwers. Volgens sommigen symboliseert de schelp de Goddelijke openbaring. Mocht dit in de oudheid zo geweest zijn, in de kerkelijke traditie heeft het motief nauwelijks deze betekenis. Ook de overige versieringen zijn van niet-Bijbelse oorsprong. Voor het merendeel dienen zij slechts om het geheel te verfraaien. Bijzonder is echter het voorpaneel. Onder een baldakijn, gedragen door pilaren zien wij de Bijbel. Op de plaats waar vroeger in de nis een heiligenbeeld geplaatst was, staat nu de Heilige Schrift. Een typisch staaltje van Reformatorische kunst! Ook in de friezen onder de panelen treffen wij enkele christelijke symbolen aan. Zo zien wij onder het middenpaneel een pelikaan die de jongen voedt. Men veronderstelde dat de pelikaan zijn jongen met zijn eigen bloed voedde, als dat nodig was. Dat maakt de pelikaan tot het zinnebeeld voor de opofferende liefde van Christus, die zijn leven gaf voor de zijnen. Onder het linkerpaneel naast de trap staat een adelaar afgebeeld. In het algemeen duidt deze vogel op trots, snelheid en jeugdige kracht. Maar als versiering aan een kansel moeten wij bij de adelaar meer denken aan de liefde en de trouw van God (Ex. 19:4 en Dtr. 32:11).
Hoekversiering
Verder zijn de friezen besneden met acanthusornament, halfwezens en draken. De hoekversiering wordt gevormd door Korinthische gecanneleerde pilasters, die rusten op forse consoles waarop
leeuwenkopjes zijn gesneden. In combinatie met de os, de adelaar en de engel is de leeuw het symbool van de evangelist Marcus. Maar omdat de os en de engel op de kansel ontbreken, moeten wij aan deze leeuwenkoppen geen diepere betekenis geven. Bovendien is deze leeuwenkop ook bekend uit andere meubelstukken uit die tijd. De overige versiering bestaat uit bloemboeketten en bladwerk.
Fraai kunstwerk
Al met al vormt de kansel een fraai kunstwerk, maar hij is meer. In de tijd van Claes Jelles zette de Reformatie zich in de noordelijke Nederlanden met kracht door en daarmee groeide het besef dat het Woord in de kerk de centrale positie dient in te nemen. Door omvang en versiering geeft ook deze kansel over de eeuwen heen nog steeds uitdrukking aan dat besef.
Het orgel
Het orgel is van een zeer eenvoudig type, een zogenaamd ‘positiefje’, zonder voetpedalen. Het is gebouwd door de firma Vierdag te Enschede en werd geplaatst in 1963 na de renovatie van de kerk. De kosten bedroegen ƒ 12.300.
De toren, baken voor de scheepvaart
De toren vlak voor de kerk is geen kerktoren in de eigenlijke zin van het woord. Hij stond er namelijk al veel eerder dan de kerk. Ter vervanging van een houten luidtoren in het jaar 1755 gebouwd, diende deze toren als baken voor de scheepvaart langs Ameland en voor het ophangen van een luidklok die in vroeger tijden de dagindeling aangaf en de belangrijkste gebeurtenissen in het dorps- en familieleven bekend maakte.
Franse tijd
In 1870 werd de toren nog eens twee en een halve meter verhoogd door Cornelis Mosterman uit Nes. Boven de deur aan de westkant bevindt zich een steen waarop het vroegere wapen van de Friese Nassau’s te zien was. Maar zoals zovele andere is ook dit wapen er in de Franse tijd afgeslagen.
Uit: Rij d’r eens langs! Reisgids langs Amelander Kerken en Zerken door ds. J.H. Strubbe
kerk Nes
Het kerkgebouw in Nes is in 2023 overgegaan naar de Stichting Amelander Musea klik hier.
Zoals op zoveel plaatsen in ons land kwam in de tijd van de Reformatie de parochiekerk in handen van de Gereformeerden. In Nes was dat de kerk van Johannes de Doper. Deze kerk stond tussen Nes en Buren op de plek van de huidige Algemene Begraafplaats. In de jaren veertig van de vorige eeuw zijn de fundamenten van wat vermoedelijk dus de hoofdkerk van Ameland was opgegraven. Kort na 1731 is deze kerk ingestort en daarna geheel afgebroken. Naar alle waarschijnlijkheid was de kerk toen al niet meer in gebruik.
De huidige kerk aan het Kerkplein dateert uit de jaren 1720-1730. Merkwaardig genoeg is er geen zekerheid omtrent het bouwjaar, maar daar straks meer over.
Grote verbouwing
Het is in elk geval vrijwel zeker dat de westmuur uit die jaren stamt. Het huidige aanzicht van de kerk is het resultaat van een grote verbouwing in 1824, waaraan een gedenkteken in het zuidportaal ons herinnert. Bij die verbouwing werd er aan de noord- en zuidmuur een portaal gebouwd met aan twee kanten deuren. In 1913 verviel het noordportaal en kreeg het zuidportaal één ingang. Ook van deze restauratie een gedenkteken in de zuidgevel. Dat dit noordportaal kwam te vervallen had een praktische reden: de tocht.
Zaalkerkje
Laten we nu eens dit eenvoudige zaalkerkje van binnen bekijken. Via het donkere 19e-eeuwse ingangsgedeelte komen we in de kerkruimte, en de eerste indruk is die van een gezellige maar ook rommelige ruimte. Op de noordmuur de vroeg 19e-eeuwse kansel, die daar in 1913 terechtkwam. Vóór die tijd was de kansel midden op de oostmuur geplaatst. Het merendeel van het overige meubilair dateert van de restauratie van het begin van deze eeuw.
Waardering
Een paar onderdelen vragen toch onze aandacht. Allereerst de kronen. Deze eenvoudige, maar ook opvallende kronen werden in 1725 door de gemeente geschonken. Dit gebeurde als blijk van waardering voor het enthousiasme van ds. Mazade, die twee keer per week ’s avonds een zgn. liefdespreek hield. Eén en ander betekent dus dat het kerkgebouw er in 1725 al stond. Het is niet uitgesloten dat met de komst van ds. Mazade (1723) hiermee begonnen is. De ijver van deze predikant werd verder nog beloond met een fraaie Bijbel op de kansel (1729) en een koperen kandelaar.
Avondmaalszilver
Uit deze jaren stamt ook het mooie Avondmaalszilver dat nog steeds bij de gemeente in bezit is. In de kerk treffen we trouwens nog meer schenkingen aan. Zo werd het orgel in 1862 geschonken door de nakomelingen van Cornelis en Pieter van der Straten, die in de 18e eeuw rentmeester-fiscaal oftewel baljuw waren op Ameland.
Hervormd Vrijzinnig propagandafonds
Uit nostalgisch oogpunt zijn ook de emaillen naambordjes op de banken en de oude collectebus bij de deur interessant. Deze collectebus toont ons immers het ware gezicht van de hervormde gemeente van Nes gedurende het eerste deel van de 20e eeuw; de bus is nl. ten bate van het Hervormd Vrijzinnig propagandafonds.
Jan Murk de Vries
Het alleraardigste van dit kerkje zijn evenwel de beide muurschilderingen boven de kerkenraadsbankjes. Ze werden daar in het begin van de jaren vijftig aangebracht, in een tijd dus dat kunst in een protestantse kerk zeker geen vanzelfsprekendheid was. De schilderingen, links Elia gevoed door de raven en rechts de wonderbaarlijk visvangst, werden gemaakt door de Harlinger kunstenaar Jan Murk de Vries. Het zijn heel concrete voorstellingen, in vooral donkere kleuren en een driehoeksmodel. Het concrete van de voorstelling heeft als nadeel dat de meditatieve functie van kunst in de kerk eigenlijk nagenoeg wegvalt; de voorstellingen prikkelen niet tot vragen en denken. Dit alles neemt niet weg dat de hervormde gemeente blij en vooral ook zuinig mag zijn met deze, destijds voor een vriendenprijs van honderd gulden, gemaakte schilderingen.
Uit: Rij d’r eens langs! Reisgids langs Amelander Kerken en Zerken door ds. J.H. Strubbe
|